Responsive image

Artikel 12 Overdracht, inlevering en annulering van rechten

Download de app voor meer functionaliteit.

Artikel 12 Overdracht, inlevering en annulering van rechten

1.

De lidstaten dragen er zorg voor dat emissierechten kunnen worden overgedragen tussen

a) personen binnen de Unie ;

b) personen in de Unie en personen in derde landen, waar zulke emissierechten worden erkend volgens de procedure van artikel 25, zonder andere beperkingen dan de bij of krachtens deze richtlijn vastgestelde beperkingen.

1 bis. De Commissie onderzoekt uiterlijk op 31 december 2010 of de markt voor emissierechten voldoende beschermd is tegen handel met voorkennis of marktmanipulatie, en dient zo nodig voorstellen in om dergelijke bescherming te waarborgen. De relevante voorschriften van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake handel met voorkennis en marktmanipulatie (marktmisbruik) ( 27 ) kunnen worden toegepast, met de nodige aanpassingen voor de toepassing op de goederenhandel.

2. De lidstaten dragen er zorg voor, dat de door een bevoegde autoriteit van een andere lidstaat verleende rechten als geldig worden erkend voor de nakoming van de verplichtingen van een exploitant, een vliegtuigexploitant, of een scheepvaartmaatschappij uit hoofde van lid 3.

—————

3.

De lidstaten, administrerende lidstaten en de administrerende autoriteiten ten aanzien van een scheepvaartmaatschappij dragen er zorg voor dat uiterlijk op 30 september van elk jaar:

a) de exploitant van elke installatie een hoeveelheid emissierechten inlevert die gelijk is aan de totale emissies van die installatie gedurende het voorgaande kalenderjaar, zoals geverifieerd overeenkomstig artikel 15;

b) elke vliegtuigexploitant een hoeveelheid emissierechten inlevert die gelijk is aan zijn totale emissies tijdens het voorgaande kalenderjaar, zoals geverifieerd overeenkomstig artikel 15;

c) elke scheepvaartmaatschappij een hoeveelheid emissierechten inlevert die gelijk is aan haar totale emissies gedurende het voorgaande kalenderjaar, zoals geverifieerd overeenkomstig artikel 3octies sexies.

De lidstaten, administrerende lidstaten en de administrerende autoriteiten ten aanzien van een scheepvaartmaatschappij zien erop toe dat emissierechten die overeenkomstig de eerste alinea zijn ingeleverd, vervolgens worden geannuleerd.

3-sexies. In afwijking van lid 3, eerste alinea, punt c), mogen scheepvaartmaatschappijen 5 % minder emissierechten inleveren dan hun geverifieerde emissies die tot en met 31 december 2030 worden uitgestoten op schepen met een ijsklasse, mits zij ijsklasse IA of IA Super of een gelijkwaardige ijsklasse hebben, vastgesteld op basis van aanbeveling 25/7 van de Commissie ter bescherming van het mariene milieu van het Oostzeegebied (Helcom).

Indien in vergelijking met de geverifieerde emissies minder emissierechten worden ingeleverd, wordt, zodra het verschil tussen geverifieerde emissies en ingeleverde emissierechten voor elk jaar is vastgesteld, een met dat verschil overeenstemmende hoeveelheid emissierechten geannuleerd in plaats van geveild uit hoofde van artikel 10.

3-quinquies. In afwijking van lid 3, eerste alinea, punt c), van dit artikel en artikel 16 bepaalt de Commissie, op verzoek van een lidstaat, door middel van een uitvoeringshandeling dat de lidstaten moeten oordelen dat aan de eisen van die bepalingen is voldaan en dat zij geen actie mogen ondernemen tegen scheepvaartmaatschappijen met betrekking tot emissies die tot en met 31 december 2030 worden uitgestoten als gevolg van reizen die worden uitgevoerd door passagiersschepen – andere dan cruiseschepen – en door roroschepen, tussen een haven van een eiland dat onder de jurisdictie van die verzoekende lidstaat valt, niet beschikt over een weg- of spoorverbinding met het vasteland en een bevolking van minder dan 200 000 permanente inwoners heeft volgens de laatst beschikbare cijfers in 2022, en een haven die onder de jurisdictie van dezelfde lidstaat valt, en als gevolg van activiteiten die in een haven worden uitgevoerd vanaf dergelijke schepen in verband met dergelijke reizen. Het eiland heeft.

De Commissie publiceert een lijst van de in de eerste alinea bedoelde eilanden en de betrokken havens, en houdt die lijst actueel.

3-quater. In afwijking van lid 3, eerste alinea, punt c), van dit artikel en artikel 16, bepaalt de Commissie op gezamenlijk verzoek van twee lidstaten waarvan er één geen landgrens met een andere lidstaat heeft en de andere lidstaat zich geografisch het dichtst bij de lidstaat zonder een dergelijke landgrens bevindt, door middel van een uitvoeringshandeling dat de lidstaten moeten oordelen dat aan de eisen van die bepalingen is voldaan en dat zij geen actie mogen ondernemen tegen scheepvaartmaatschappijen met betrekking tot emissies die tot en met 31 december 2030 worden uitgestoten als gevolg van reizen met passagiers- of roroschepen, die worden uitgevoerd in het kader van een transnationaal openbaredienstcontract of een transnationale openbaredienstverplichting waarvan melding wordt gemaakt in het gezamenlijke verzoek en waarmee de twee lidstaten met elkaar worden verbonden, en als gevolg van de activiteiten die in een haven worden uitgevoerd vanaf dergelijke schepen in verband met dergelijke reizen.

3-ter. Een verplichting tot inlevering van emissierechten ontstaat niet voor emissies die worden uitgestoten tot en met 31 december 2030 als gevolg van reizen tussen een haven in een ultraperifeer gebied van een lidstaat en een haven in dezelfde lidstaat, met inbegrip van reizen tussen havens binnen een ultraperifeer gebied en reizen tussen de ultraperifere gebieden van dezelfde lidstaat, en als gevolg van de activiteiten, die in een haven worden uitgevoerd, vanaf dergelijke schepen in verband met dergelijke reizen.

3-bis. Indien nodig en zolang zulks noodzakelijk is voor de bescherming van de milieu-integriteit van het EU-ETS, wordt het exploitanten, vliegtuigexploitanten en scheepvaartmaatschappijen in het EU-ETS verboden emissierechten te gebruiken die zijn uitgegeven door een lidstaat ten aanzien waarvan er sprake is van verplichtingen voor exploitanten, vliegtuigexploitanten en scheepvaartmaatschappijen die komen te vervallen. De in artikel 19, lid 3, bedoelde gedelegeerde rechtshandelingen bevatten de maatregelen die noodzakelijk zijn in de in dit lid bedoelde gevallen.

3 bis. Voor emissies die worden afgevangen en vervoerd voor permanente opslag in een installatie die een vergunning heeft overeenkomstig Richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake de geologische opslag van koolstofdioxide, ontstaat geen verplichting om emissierechten in te leveren ( 28 ).

3 ter. Voor emissies van broeikasgassen die geacht worden te zijn afgevangen en gebruikt op zo een manier dat ze permanent chemisch in een product worden gebonden en bij normaal gebruik, zo ook normale activiteiten die plaatsvinden na het einde van de levensduur van het product, niet in de atmosfeer terechtkomen, ontstaat geen verplichting om emissierechten in te leveren.

De Commissie stelt overeenkomstig artikel 23 gedelegeerde handelingen vast om deze richtlijn aan te vullen met betrekking tot de voorschriften om te beoordelen of broeikasgassen permanent chemisch in een product zijn gebonden als bedoeld in de eerste alinea van dit lid.

4. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om er zorg voor te dragen dat emissierechten te allen tijde worden geannuleerd op verzoek van de persoon die de rechten in zijn bezit heeft. Ingeval capaciteit voor de opwekking van elektriciteit op hun grondgebied vanwege aanvullende nationale maatregelen wordt gesloten, kunnen lidstaten emissierechten annuleren, en worden daar ook sterk toe aangespoord, uit de totale hoeveelheid door hen te veilen emissierechten als bedoeld in artikel 10, lid 2, tot maximaal een hoeveelheid die overeenkomt met het gemiddelde volume geverifieerde emissies van de betrokken installatie over een periode van vijf jaar vóór de sluiting ervan. De betrokken lidstaat stelt de Commissie in kennis van de voorgenomen annulering, of van de redenen om niet over te gaan tot annulering, in overeenstemming met de gedelegeerde handelingen die krachtens artikel 10, lid 4, worden vastgesteld.

5. De leden 1 en 2 zijn van toepassing onverminderd de bepalingen van artikel 10quater.

6. Overeenkomstig de methode die is uiteengezet in de in lid 8 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandeling, berekenen de lidstaten elk jaar de compensatievereisten voor het voorgaande kalenderjaar in verband met vluchten naar, van en tussen landen die zijn opgenomen in de op grond van artikel 25bis, lid 3, vastgestelde uitvoeringshandeling en in verband met vluchten tussen Zwitserland of het Verenigd Koninkrijk en landen die zijn opgenomen in de op grond van artikel 25bis, lid 3, vastgestelde uitvoeringshandeling en stellen zij uiterlijk op 30 november van elk jaar de vliegtuigexploitanten daarvan in kennis.

Overeenkomstig de methode die is uiteengezet in de in lid 8 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandeling, berekenen de lidstaten ook de totale definitieve compensatievereisten voor een bepaalde Corsia-nalevingsperiode en stellen zij uiterlijk op 30 november van het jaar volgend op het laatste jaar van de desbetreffende Corsia-nalevingsperiode vliegtuigexploitanten die voldoen aan de in de derde alinea van dit lid uiteengezette voorwaarden in kennis van die vereisten.

De lidstaten stellen vliegtuigexploitanten die voldoen aan elk van de volgende voorwaarden, in kennis van het compensatieniveau:

a) de vliegtuigexploitanten zijn in het bezit van een bewijs luchtvaartexploitant dat door een lidstaat is afgegeven of zijn geregistreerd in een lidstaat, met inbegrip van de ultraperifere gebieden, de onderhorigheden en de gebiedsdelen van die lidstaat, en

b) zij produceren jaarlijks meer dan 10 000 ton CO2-emissies door het gebruik van luchtvaartuigen met een gecertificeerde maximale startmassa van meer dan 5 700 kg voor onder bijlage I vallende vluchten, anders dan vluchten die in dezelfde lidstaat, met inbegrip van de ultraperifere gebieden van die lidstaat, vertrekken en aankomen, vanaf 1 januari 2021.

Voor de toepassing van de eerste alinea, punt b), wordt geen rekening gehouden met CO2-emissies van de volgende soorten vluchten:

i) staatsvluchten;

ii) humanitaire vluchten;

iii) medische vluchten;

iv) militaire vluchten;

v) brandbestrijdingsvluchten;

vi) vluchten voorafgaand aan of volgend op een humanitaire, medische of brandbestrijdingsvlucht, op voorwaarde dat dergelijke vluchten met hetzelfde luchtvaartuig werden uitgevoerd en nodig waren om de desbetreffende humanitaire, medische of brandbestrijdingsactiviteiten uit te voeren of het luchtvaartuig na die activiteiten voor zijn volgende activiteit te verplaatsen.

7. In afwachting van een wetgevingshandeling tot wijziging van deze richtlijn wat betreft de bijdrage van de luchtvaart aan de emissiereductiedoelstelling van de Unie voor de hele economie en de passende toepassing van een wereldwijde marktgebaseerde maatregel en indien de termijn voor de omzetting van een dergelijke wetgevingshandeling op 30 november 2023 niet is verstreken, en de door de ICAO bekend te maken sectorgroeifactor (SGF) voor de emissies van 2022 gelijk is aan nul, stellen de lidstaten de vliegtuigexploitanten uiterlijk op 30 november 2023 ervan in kennis dat voor het jaar 2022 hun compensatievereisten in de zin van punt 3.2.1 van Corsia SARP’s van de ICAO gelijk zijn aan nul.

8. De in lid 6 van dit artikel bedoelde compensatievereisten ten behoeve van Corsia worden volgens een door de Commissie vast te stellen methode berekend met betrekking tot vluchten naar, van en tussen landen die zijn opgenomen in de op grond van artikel 25bis, lid 3, vastgestelde uitvoeringshandeling en vluchten tussen Zwitserland of het Verenigd Koninkrijk en landen die zijn opgenomen in de op grond van artikel 25bis, lid 3, vastgestelde uitvoeringshandeling.

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast tot nadere bepaling van de methode voor de berekening van de in de eerste alinea van dit lid bedoelde compensatievereisten voor vliegtuigexploitanten.

In die uitvoeringshandelingen wordt met name nader ingegaan op de toepassing van de vereisten die voortvloeien uit de desbetreffende bepalingen van deze richtlijn, met name de artikelen 3 quater, 11 bis, 12 en 25 bis, en, voor zover mogelijk in het licht van de desbetreffende bepalingen van deze richtlijn, uit de internationale normen en aanbevolen praktijken inzake milieubescherming voor Corsia (Corsia-SARP’s).

Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 22bis, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. De eerste dergelijke uitvoeringshandeling wordt uiterlijk op 30 juni 2024 vastgesteld.

9. Vliegtuigexploitanten die over een door een lidstaat afgegeven bewijs luchtvaartexploitant beschikken of die in een lidstaat, met inbegrip van de ultraperifere gebieden, onderhorigheden en gebiedsdelen van die lidstaat, zijn geregistreerd, annuleren de in artikel 11bis bedoelde eenheden alleen voor de hoeveelheid die overeenkomstig lid 6 door die lidstaat is gemeld voor de desbetreffende Corsia-nalevingsperiode. De annulering gebeurt uiterlijk op 31 januari 2025 voor emissies in de periode 2021-2023 en uiterlijk op 31 januari 2028 voor emissies in de periode 2024-2026.

EY Taxlaw NL verschaft de mogelijkheid tot:
  • het full text doorzoeken van de verdragen en regelgeving met daarbij filters om het zoekgebied nader af te bakenen;
  • het full text doorzoeken van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie;
  • het kunnen sorteren van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie op datum, titel en instantie;
Responsive image
Responsive image
  • het oproepen van artikelversies tot enige jaren terug;
  • het maken van aantekeningen op artikelniveau;
  • de creatie van dossiers voor de opslag van snelkoppelingen naar veelvuldig geraadpleegde wetsartikelen;
  • het delen via mail en sociale media van artikelteksten met desgewenst een additioneel bericht.